Wachttijd voor start behandeling hoofd-halskanker: factoren en effecten van vertraging

Bij minder dan de helft van de patiënten met hoofd-halskanker kan binnen de door de SONCOS-normering gestelde 30 dagen na binnenkomst bij een hoofd-halscentrum gestart worden met de behandeling. Dat blijkt uit het proefschrift van Rosanne Schoonbeek (UMCG), waarbij ze onder andere gebruik maakte van data uit de Nederlandse Kankerregistratie. Schoonbeek onderzocht welke factoren bijdragen aan extra wachttijd en wat de effecten zijn van die extra vertraging. Het blijkt dat vertraging niet tot een slechtere overleving leidt. Schoonbeek: ‘Het is waardevol om te weten dat een langere wachttijd niet in alle eindpunten tot een slechtere uitkomst leidt, want soms is er gewoon meer tijd nodig.’

Dit is een artikel van IKNL. Onderaan dit bericht staat de link naar het originele artikel.

Patiënten die behandeld worden met radiotherapie en patiënten met een tumor in stadium IV ervaren vaak vertraging in hun oncologisch zorgpad, vertelt Schoonbeek. ‘Er zit een klein beetje overlap tussen die twee groepen, omdat mensen met een hoger stadium tumor vaak bestraald worden,’ vertelt Schoonbeek. ‘Bestraling vergt veel voorbereiding, omdat je een masker moet maken en mogelijk de tanden van de patiënt moet trekken. Dat kan de vertraging verklaren.’ Ze voegt toe: ‘Een chirurgische ingreep, zeker bij grotere tumoren, vraagt ook wel om voorbereiding, maar in ons onderzoek bleek dat geen vertraging op te leveren. Wat we niet konden aantonen, maar wat we wel denken dat meespeelt, is een klein beetje vertraging in het verwijzen naar de radiotherapeut. In het UMCG komt een patiënt bijvoorbeeld altijd als eerst weer bij de chirurg voor het consult na het multidisciplinair overleg (mdo).’

Een andere factor die bijdraagt aan een vertraging in de wachttijd zijn toevalsbevindingen. Schoonbeek: Je maakt bijvoorbeeld een scan van het hoofd omdat je wilt weten hoe groot een tumor is. En soms vind je dan een aneurysma; daar moet je wel iets mee,’ vertelt Schoonbeek. Bij één op de 5 patiënten wordt een toevalsbevinding gevonden die vraagt om verdere actie. Schoonbeek: ‘Dan volgt er een extra scan bijvoorbeeld. Zulke patiënten hadden ook een langere wachttijd voordat ze konden starten met de behandeling.’

Effect coronapandemie op wachttijden

Gedurende het PhD-traject van Schoonbeek brak de COVID-19-pandemie uit. ‘De pandemie had en heeft nog steeds een enorme impact op het zorgsysteem. Maar het bood me ook de kans om te kijken wat het impact was van de COVID-19-pandemie op de zorg voor hoofd-halskanker patiënten in Nederland.’ Dat deed Schoonbeek aan de hand van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De incidentie van hoofd halskanker was bijna 25% lager in de eerste golf van de pandemie in vergelijking met de gemiddelde incidentie in 2018 en 2019. ‘Maar we vonden geen verschuiving van tumorstadium of verandering in behandeling,’ vertelt Schoonbeek. ‘En gedurende de pandemie verminderde de mediane doorlooptijd van patiënten van 31 dagen vóór de COVID-19-pandemie na 26 dagen gedurende de COVID-19-pandemie. Ondanks dat het zorgsysteem onder druk stond, konden standaardbehandelingen voor patiënten met hoofd-halskanker met een kortere doorlooptijd worden geboden. Dat laat zien dat kortere doorlooptijden in de Nederlandse hoofd-halscentra mogelijk zijn.

Effecten van langere wachttijd

Schoonbeek: ‘We zagen dat patiënten niet een mindere kwaliteit van leven ervaarden, noch een slechtere 2-jaarsoverleving hadden, ondanks een langere wachttijd. Dat laatste werd ook bevestigd in de internationale literatuur: pas rond 60-70 dagen wachttijd hadden patiënten een slechtere overleving.’ Een langere wachttijd in Nederland betekent gemiddeld zo’n 40 dagen, in plaats van de 30 waarnaar gestreefd wordt. Ook zag Schoonbeek geen relatie tussen langere wachttijden en postoperatieve complicaties of acute radiotherapie-geïnduceerde toxiciteit. ‘Ik vraag daarom me af of dat afkappunt van 30 dagen daadwerkelijk leidt tot een verbetering in kwaliteit van leven of overleving, maar om dat vast te kunnen stellen is er meer onderzoek nodig in grotere cohorten. Bijvoorbeeld met de data uit de NKR.’

Langere wachttijd had wel effect op de opnameduur van patiënten, vertelt Schoonbeek. ‘Dat was opvallend: patiënten die langer moeten wachten op een behandeling, liggen uiteindelijk langer in het ziekenhuis, meer dan 14 dagen. Voor met name oudere patiënten is de hoeveelheid tijd die men thuis kan doorbrengen in plaats van in het ziekenhuis belangrijk. Dat is dus wel iets om in het achterhoofd te houden.’ Het is voor het eerst dat deze relatie beschreven is bij hoofd-halskanker. ‘Ook bleek dat oudere patiënten die primair chirurgisch behandeld worden, een grotere kans hebben op een recidief binnen 2 jaar als ze langer moeten wachten tot de start van de behandeling.’

Korte wachttijd wanneer dat kan, langere wachttijd als dat nodig is

‘Het is belangrijk om inzicht te krijgen in wat de knelpunten in het zorgpad bij hoofd-halskanker zijn, om onnodig langere wachttijd te voorkomen,’ aldus Schoonbeek. ‘Oplossingen kunnen relatieve simpele logistieke veranderingen zijn, zoals zorgen dat radiotherapeut en chirurg beiden aanwezig zijn bij het patiëntconsult na een mdo om het behandelplan te bespreken. Andere aspecten liggen in de organisatie van zorg en samenwerking in netwerken.’ Anderzijds vindt Schoonbeek het belangrijk dat de streefwaarde voor hoofd-halspatiënten wetenschappelijk onderlegd wordt. ‘Nu geldt voor alle hoofd-halspatiënten dat afkappunt van 30 dagen. Dat voelt kunstmatig. Is het misschien niet logischer om tumorspecifiek een maximale wachttijd te bepalen? Of behandelingsafhankelijk, zoals in Denemarken gebeurd?’

Wat Schoonbeek aan collega’s in de hoofd-halscentra wil meegeven: ‘We hoeven niet direct in paniek te raken als de streefwaarde van 30 dagen overschreden wordt.’ Soms is het beter om de behandeling uit te stellen, omdat er aanvullend onderzoek nodig is, of omdat het proces van gezamenlijke besluitvorming meer tijd vergt, vindt Schoonbeek. ‘Een ingreep in het hoofd-halsgebied kan namelijk enorme impact hebben voor de patiënt; het is logisch dat de patiënt en diens naasten dan tijd nodig hebben om na te denken. De voordelen die extra tijd opleveren, wegen dan zwaarder dan de eventuele gevolgen van langere wachttijd.’

Lees het volledige artikel op de website van IKNL (BRON).

Terug naar overzicht

Wat is Protonentherapie?

In Nederland wordt bij bestraling van patiënten met kanker vrijwel altijd gebruik gemaakt van een behandeling met fotonen. Fotonen geven hun dosis af in het te bestralen gebied (de tumor), maar geven ook dosis af aan omliggende gezonde weefsels. Protonen geven hun dosis daarentegen nauwkeuriger af. Hiermee zorgen protonen in vergelijking met fotonen voor een verlaging van de stralingsdosis in omliggend gezond weefsel. Bij gelijkblijvende dosis in de tumor. Deze afname in dosis naar gezond weefsel kan resulteren in een afname in bijwerkingen.