De uitdaging van onderzoek naar zeldzame kankers ligt in de zeldzaamheid, dat geldt ook voor speekselkliertumoren. Eén van de onderzoekers die in de zeldzaamheid van speekselkliertumoren juist kansen zag voor interessante onderzoeksprojecten, is Matthijs Valstar. Hij illustreert aan de hand van de verschillende onderzoeken met collega’s wat de mogelijkheden zijn binnen onderzoek naar zeldzame tumoren en tot welke interessante en bruikbare bevindingen die onderzoeken hebben geleid.
Dit artikel is afkomstig van IKNL. Zie de link naar het volledige artikel onderaan deze pagina.
Speekselkliertumor vaker bij vrouwen
Hoewel speekselkliertumoren in het algemeen zeldzaam zijn, komen pleiomorfe adenomen en maligne speekselkliertumoren significant vaker voor bij vrouwen. ‘De man-vrouwverhouding is 1:1,4 wat betreft de pleiomorfe adenomen,’ aldus Valstar. ‘Dat pleiomorfe adenomen vaker bij vrouwen voorkomen was op kleinere schaal al vaker beschreven, maar nog niet eerder op landelijk niveau geconstateerd. Een Deense studie heeft onze landelijke bevindingen in de Deense nationale data bevestigd.’ Valstar en zijn team denken dat de verhoogde incidentie bij vrouwen te maken heeft met de invloed van hormonen. ‘Blootstelling aan oestrogeen is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van typisch “vrouwelijke” tumoren die voorkomen in weefsels met hormoonreceptoren zoals borst-, eierstok- en endometriumcarcinoom. Die hormoonreceptoren komen ook in de speekselklieren voor. We hebben daarom het vermoeden dat oestrogenen een rol spelen bij de verhoogde pleiomorf adenoom-incidentie bij vrouwen.’
Door klinische observaties en een studie in het AVL onder vrouwen met speekselkliertumoren, was eerder het vermoeden gerezen dat er ook een relatie zou kunnen zijn met borstkanker. Uit een landelijk vervolgonderzoek van Valstar, van den Broek, Schaapveld en collega’s blijkt ook dat vrouwen die een goedaardige of kwaadaardige speekselkliertumor hebben gehad een verhoogd risico hebben op borstkanker in vergelijking met Nederlandse vrouwen in dezelfde leeftijd. In twee onderzochte groepen met in totaal 3650 patiënten met een speekselkliercarcinoom of pleiomorf adenoom was het relatieve risico op borstkanker ongeveer 50% hoger.
‘Eerder was al beschreven dat vrouwen die borstkanker gehad hadden een groter risico op speekselklierkanker hebben,’ vertelt Valstar. ‘Nu hebben we ook de omgekeerde relatie aan kunnen tonen en een relatie met pleiomorfe adenomen gelegd.’ Die relaties zijn ook te verklaren, aldus Valstar. ‘Het klierweefsel in de borst en het weefsel van speekselklieren lijkt biologisch gezien op elkaar.’ Valstar is echter van mening dat vrouwen die speekselklierkanker hebben gehad, niet om die reden gescreend hoeven worden voor borstkanker. ‘Het risico op borstkanker wordt wat hoger, maar is vergelijkbaar met het verhoogde risico bij vrouwen door gebruik van orale anticonceptie of door alcoholgebruik. Het is echter wel belangrijk dat artsen die vrouwen met speekselklierkanker of borstkanker behandelen op de hoogte zijn van die relatie,’ zegt Valstar.
Nieuwe lokalisatie speekselklieren
Eerder lieten Vogel en Valstar met collega’s van het UMCU zien dat een nieuw type scan dat bij prostaatkanker gebruikt wordt (PSMA PET/CT-scan) ook speekselklierweefsel zichtbaar maakt. Met die methode en een aanvullende nieuwe 3D-techniek van de anatomen van het Amsterdam UMC, konden Vogel en Valstar een nog grotendeels onbekende collectie klierweefsel in beeld brengen.
Dat dit klierweefsel bij iedereen aanwezig is, bevestigde Valstar en Vogel aan de hand van onderzoek van menselijk weefsel en scans van 100 patiënten. Het klierweefsel ligt beiderzijds in de nasopharynx (neuskeelholte) en is grotendeels vergelijkbaar met een van de bekende grote speekselklieren. Die grotere klierdichtheid in de neuskeelholte was eerder beschreven, maar de gebieden waren nooit als grote klieren gevisualiseerd en geïnterpreteerd en hadden dus nog geen naam. ‘We hebben ze de tubarialisklieren genoemd, naar de lokalisatie van de klieren bij opening van de buis (tuba), van Eustachius’ vertelt Valstar.
Belang van ontzien van klieren
‘Het doel van dit onderzoek was om de speekselklieren zichtbaar te maken, zodat deze bij bestraling voor (met name hoofd-hals)kanker konden worden ontzien,’ zo vertelt Valstar. Met collega’s van de radiotherapie van het UMCG toonden Vogel en Valstar in data van ruim 700 patiënten het positieve effect aan van het ontzien van deze nieuwe locatie bij bestraling. Patiënten met hoofd-halskanker hadden minder last van dysfagie (slikklachten) en xerostomie (droge mond-syndroom) als deze tubarialisklieren niet bestraald waren. Valstar vervolgt: ‘Door dit onderzoek zijn we ons meer bewust van klierweefsel op deze locatie. Bestraling beschadigt de speekselklieren. Dat leidt tot een chronisch droge mond en slikklachten, met alle problematiek van dien, als moeite met eten, proeven, communiceren, ontstekingen en tandbederf,’ vertelt Valstar. ‘Als de tubarialisklieren ontzien kunnen worden tijdens bestraling, heeft dat waarschijnlijk effect op de kwaliteit van leven van patiënten. Dat is naar mijn idee de mooiste uitkomst van dit onderzoek.’
‘Graag zien we dat vervolgonderzoek onze bevindingen bevestigt, voordat het één en ander wordt geïmplementeerd. Ook moeten het klierweefsel en het geproduceerde vocht verder gekarakteriseerd worden, zodat de bevindingen nog beter kunnen worden geïnterpreteerd.’
Deze tekst is afkomstig van het IKNL. Lees via deze link het volledige artikel en de bronvermelding.
Meer lezen over protonenbestraling bij hoofd-halskanker? Kijk dan op deze pagina.