In het rapport ‘slokdarm- en maagkanker in Nederland’ van IKNL staan de belangrijkste kerncijfers van slokdarm- en maagkanker op een rij. We benoemen hier een aantal kerncijfers van slokdarmkanker, de rest vindt u op de website van IKNL. Een link vindt u verderop in dit artikel.
Incidentie
In 2019 is in Nederland 3011 keer de diagnose slokdarmkanker gesteld. Op het moment van diagnose van slokdarmkanker is 3% een vroegcarcinoom. In 59% van de gevallen is de ziekte potentieel curabel en 38% van de patiënten zijn in de palliatieve groep ingedeeld.
Man-vrouw verdeling
Van de patiënten met slokdarmkanker is 74% man en 26% vrouw.
Leeftijd
Het percentage patiënten met slokdarmkanker dat ouder is dan 65 jaar bij diagnose is 69%. Bij slokdarmkanker is 8% van de patiënten jonger dan 55 jaar.
Conclusies
1. Slokdarmkanker neemt toe
De diagnose slokdarm- of maagkanker klinkt ruim 4000 keer per jaar in de spreekkamers van Nederlandse ziekenhuizen. Jaarlijks overlijden ongeveer 3000 mensen aan deze ziektes. Het aantal mensen dat de diagnose slokdarmkanker krijgt neemt toe, terwijl het aantal diagnoses van maagkanker afneemt.
2. De sterftecijfers zijn relatief hoog
De sterftecijfers zijn relatief hoog, omdat slokdarm- en maagkanker vaak in een relatief laat stadium ontdekt worden.
3. Overlevingscijfers zijn toegenomen
De overleving van mensen die slokdarm- of maagkanker hebben gehad is toegenomen. Dat komt omdat de afgelopen decennia behandelmethoden (bijvoorbeeld chirurgie al dan niet voorafgegaan door chemotherapie en bestraling) zijn verbeterd en ziekenhuizen meer en beter met elkaar samenwerken. De overleving van mensen die met een op genezing gerichte behandeling behandeld zijn voor slokdarmkanker nam sinds 1990 met 20 procent toe.
Bron: IKNL
Hier leest u alle cijfers en alle conclusies.
Protonentherapie als behandeling van slokdarmkanker
De meeste patiënten met kanker worden in Nederland bestraald met fotonen. Fotonen geven hun dosis af in het te bestralen gebied, maar geven ook dosis af aan omliggende gezonde weefsels. Protonen geven hun dosis nauwkeuriger af.
Bestraling bij patiënten met slokdarmkanker kan leiden tot problemen met het hart of de longen. Het risico hierop neemt toe naarmate de stralingsdosis in deze organen toeneemt. Bij een aantal patiënten is de stralingsdosis in deze organen met fotonen al zo laag, dat er geen extra voordeel is te verwachten van protonen.
Er zijn echter ook patiënten, waarbij de stralingsdosis in het hart of de longen met fotonen al erg hoog is. Daardoor is er een verhoogd risico op schade aan deze organen. Als dat het geval is, dan kan uw behandelend radiotherapeut-oncoloog een zogenaamde planningsvergelijking aanvragen om te onderzoeken of bestraling met protonen dit risico kan verminderen.
Lees meer over protonentherapie bij slokdarmkanker op deze pagina.