Overleving kankerpatiënten stijgt, maar niet bij alle kankersoorten

De overleving vijf jaar na een diagnose kanker is gestegen naar 66%. Dat blijkt uit cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie voor patiënten met een diagnose kanker in de periode 2011-2020. Bij patiënten die in de tien jaren daarvoor (van 2001 tot 2011) kanker kregen, was de 5-jaarsoverleving nog 58%. De 5-jaarsoverleving stijgt gemiddeld met bijna 1% per jaar, onder andere dankzij verbeterde diagnostiek en behandelingen.

Dit is een artikel van IKNL. Onderaan dit bericht staat de link naar het originele artikel.

Het aantal diagnoses van kankersoorten met een relatief gunstige prognose is sneller gestegen dan van kankersoorten met een slechtere prognose. Dit draagt bij aan de stijging van de overleving van alle kankersoorten samen. Helaas blijft de overleving van een aantal kankersoorten zeer laag, zoals voor mesothelioom en alvleesklierkanker. Ook bij onder andere blaas- en maagkanker is weinig vooruitgang geboekt.

Het gaat om de relatieve* overleving waarbij rekening wordt gehouden met overlijden door andere oorzaken. De 10-jaarsoverleving is gestegen naar 59%, in de periode 1991-2000 was dit nog 43%. Voor alle kankersoorten zijn de meest recente overlevingscijfers, zowel per diagnosejaar als per 10-jaarperiode, te raadplegen op www.iknl.nl/nkr-cijfers. Het meest recente jaar waarvoor de 5-jaarsoverleving berekend kan worden is 2016.

 

Overleving varieert sterk per soort kanker

Op basis van de 5-jaarsoverleving kunnen drie groepen kanker worden onderscheiden: een groep met een relatief hoge overleving (75% of meer). Hiertoe behoren onder andere veelvoorkomende kankersoorten als kanker van de borst, prostaat en huid, en ook sommige vormen van lymfklierkanker. Van de middengroep is de 5-jaarsoverleving 30-75%. Dit geldt onder andere voor kanker van de darm, blaas, nier, hoofd-hals en baarmoederhals. De groep met de laagste overleving (minder dan 30%) omvat onder andere longkanker, maag- en slokdarmkanker, alvleesklierkanker en acute myeloïde leukemie.

Grootste stijging bij hematologische maligniteiten

Vooral bij hematologische maligniteiten (bloed- en lymfeklierkanker), zoals leukemie en non-hodgkinlymfoom, is de 5-jaarsoverleving de afgelopen decennia sterk gestegen. Ook bij kanker van de prostaat, nier, schildklier, darm, keelholte, lever en long was er een stijging van minstens 10%.

Bij een aantal soorten kanker met een slechte prognose werd er vrijwel geen vooruitgang geboekt. De overleving vijf jaar na een diagnose blaaskanker is rond de 54% en amper veranderd in de afgelopen dertig jaar. Ook voor patiënten met maagkanker is er vrijwel geen vooruitgang geboekt, de 5-jaarsoverleving is hier 22%. De overleving van uitgezaaide kanker waarbij de locatie van de primaire tumor niet gevonden is (Primaire tumor onbekend) is ongeveer stabiel gebleven en bedraagt slechts vijf procent. Ook bij mesothelioom (longvlieskanker) is vijf jaar na de diagnose nog maar vijf procent van de patiënten in leven. Net als bij alvleesklierkanker waarbij de overleving, na enkele punten stijging in de laatste decennia, ook vijf procent is.

Effect COVID-19

Als gevolg van COVID-19 was er in 2020 en 2021 oversterfte in Nederland. De 1-jaarsoverleving van alle kankersoorten met een diagnose in 2020 was een procent lager dan in 2019 (81% versus 82%). Deze daling van de 1-jaarsoverleving komt doordat in 2020 minder kankers met een hoge overlevingskans zijn gediagnosticeerd, zoals borst-, darm- en prostaatkanker. De gemiddelde overleving over alle kankersoorten samen valt daardoor lager uit. Door de onderbreking van de bevolkingsonderzoeken voor borst- en darmkanker werden er minder kankers in lage stadia, die een relatief goede prognose hebben, gediagnosticeerd. En doordat er minder huisartsbezoeken waren en dus minder PSA-testen door de huisarts zijn afgenomen, zijn er ook minder prostaatkankerdiagnoses gesteld. Er zijn in 2020 vrijwel evenveel mensen aan kanker overleden als in 2019 (45.840 versus 45.878).

De 2-, 3-, 4- en 5-jaarsoverleving van patiënten met follow-up tot in 2020 zijn 1% hoger dan in 2019. Voor patiënten die in de jaren voor 2020 een diagnose hebben gekregen, geldt dus dat de overleving is gestegen volgens de gebruikelijke trend. Daarmee lijkt het erop dat er onder kankerpatiënten niet meer oversterfte door de COVID-19-pandemie was dan onder niet-kankerpatiënten.

Lees het volledige artikel op de website van IKNL (BRON).

Terug naar overzicht

Wat is Protonentherapie?

In Nederland wordt bij bestraling van patiënten met kanker vrijwel altijd gebruik gemaakt van een behandeling met fotonen. Fotonen geven hun dosis af in het te bestralen gebied (de tumor), maar geven ook dosis af aan omliggende gezonde weefsels. Protonen geven hun dosis daarentegen nauwkeuriger af. Hiermee zorgen protonen in vergelijking met fotonen voor een verlaging van de stralingsdosis in omliggend gezond weefsel. Bij gelijkblijvende dosis in de tumor. Deze afname in dosis naar gezond weefsel kan resulteren in een afname in bijwerkingen.