Kans op kanker toegenomen naar 1 op de 2 Nederlanders

De kans om in de loop van het leven kanker te krijgen is de afgelopen drie decennia fors toegenomen tot 47 procent voor vrouwen en 54 procent voor mannen. Ongeveer de helft van alle Nederlanders krijgt dus op enig moment in hun leven de diagnose kanker. Rondom 1990 ging het nog om een op de drie Nederlanders. Dat concluderen onderzoekers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. De kans om aan kanker te overlijden is niet toegenomen.

De stijging is voor een groot deel toe te schrijven aan een hogere levensverwachting: vooral het aantal mensen dat op oudere leeftijd kanker krijgt is gestegen. De kans voor Nederlanders om aan kanker te overlijden is nauwelijks veranderd, deze is bij mannen rond de 30 procent en bij vrouwen 23 procent. Meer mensen krijgen dus kanker, maar de kans om eraan te overlijden is niet gestegen. Dat komt omdat de prognose is verbeterd.

De onderzoekers keken in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) hoe vaak voor het eerst de diagnose werd gesteld bij mannen en vrouwen en op welke leeftijd. Dat deden ze per periode van vijf jaar, van 1990-1994 tot 2015-2019. De cijfers over overlijden aan kanker zijn afkomstig van het CBS.

De toegenomen kans op het krijgen van kanker komt voor een groot deel door de gestegen levensverwachting. Ten opzichte van 1990 worden mannen gemiddeld zeven jaar ouder, vrouwen drie en een half jaar. Hoe langer iemand leeft, hoe groter de kans om tijdens het leven kanker te krijgen. Kanker ontstaat vaak op oudere leeftijd, meer dan 80 procent krijgt de diagnose boven de 60 jaar.

Een toename van diagnostiek, zoals PSA-bepalingen of nieuwe technieken van beeldvorming, heeft ook bijgedragen aan de stijgende kans op een diagnose kanker. Daarnaast spelen leefstijlfactoren een rol bij het ontstaan van kanker.

Lees het volledige artikel op de website van IKNL (Bron)

3 oktober 2023

Terug naar overzicht

Wat is Protonentherapie?

In Nederland wordt bij bestraling van patiënten met kanker vrijwel altijd gebruik gemaakt van een behandeling met fotonen. Fotonen geven hun dosis af in het te bestralen gebied (de tumor), maar geven ook dosis af aan omliggende gezonde weefsels. Protonen geven hun dosis daarentegen nauwkeuriger af. Hiermee zorgen protonen in vergelijking met fotonen voor een verlaging van de stralingsdosis in omliggend gezond weefsel. Bij gelijkblijvende dosis in de tumor. Deze afname in dosis naar gezond weefsel kan resulteren in een afname in bijwerkingen.